De zon zakte weg achter de horizon en liet de lijn in kleuren en licht gebaad achter, om de nacht aan de wereld voor te stellen. Ze zuchtte zacht, slikte en draaide haar om. Ze was in een van haar vele cotages in een van de dorpen. God mocht weten welk dorp, het kon haar niks schelen, zolang de klauwen van de grote, vlammende ster, zon, haar maar niet konden grijpen. Weer een zucht, en nog een... Het huisje was simpel en klein, het bestond uit twee ruimtes op de gelijksvloer en een grote daarboven. Het ene deel was bestemt als badkamer, er ging een spiegel, er stond een grote houten tobe, wat het bad moest voorstellen, en een ding om je behoeften te doen. Dat gebruikte ze dus niet, ze was een vampier en hoefde dus niet, euhm, haar behoeften te doen. Want ze was zowat, euhm, dood. De andere ruimte was meer een leefruimte, er stond een houten tafel, met bijpasende stoelen. Een haard was er ook. Maar je kon duidelijk zien dat het nog nooit was gebruikt, er lag geen beetje as op de mooi gestapelde houten blokken, want vuur was licht... Er waren nog andere atributen, zoals een grote ketel en borden in een kast, een houten wiegstoel en nog wat spulletjes wn prulletjes. Boven was haar kamer. Daar was het heel anders. Er stond een bed, die nog nooit was gebruikt en wat kasten met daarin urnes met een rode vloeistof. Walgelijk voor een mens, prachtig voor haar. Ze deed een soort stof bij het bloed om het vloeibaar te houden, dus was het minder lekker geworden, maar toch had ze zo een kleine voorraad. Eigenlijk was dit nog niet zo erg, ze had bijvoorbeeld huisjes waar ze hoofden aan de muur had gehangen. Het was ziekelijk, zij was ziekelijk...
Toen de zon volledig was verdwenen, liep Moka rustig naar de kapstop naast haar deur, daar ging een zijden mantel, een groene. Ze sloeg hem rond haar heen, maakte het knoopje aan haar nek vast en trok de kap over haar witte haar. Het was net een mantel. Ze zuchtte en keek naar de grond toen haar handen de houten deurknop naar beneden duwden en haar toegang gaf tot de buitenwereld. Ze stapte naar buiten, sloot de deur achter zich en stapte rustig verder. Haar huisje begaf zich enkele meters van het dorp, wat voor wat privacy zorgde, ze stapte de duistere nacht in, het dorp achter zich latende, om op jacht te gaan. Deze keer ontsnapte een lachje zich als een zucht uit haar mond. Wie werd haar volgende slachtoffer? Voor wie was dit zijn laatste nacht? Ze haalde adem, ookal was dat niet nodig, en ze sloot haar ogen. Ze genoot ervan, van het zien sterven, van het bloed horen vloeien, het was een voldaan, maar erg schuldig, gevoel...
Ze verstijfde, stopte en keek om. De wind blies haar mantel en haar in de richting van de maan, wapperend, prachtig... Maar het bracht ook geuren mee en wat rook ze? Wel, een pegasus... Ze grijnsde, ze hield wel van een uitdaging en van iets nieuws. Ze had nog nooit een paard met veren gegeten, of het goed smaakte? Bleef ook voor haar een raadsel, tot vanavond. Ze grijnsde, de lach werd groter, waarna ze wegschoot, ongelofelijke snel en sterk, dat was ze. Bomen schoten aan haar voorbij, tot ze bij een open plek kwam, waar edn solidair paard stond te grazen. Ze grijnsde en dook weg in het gras. Ze probeerde het dier zo stil mogelijk te naderen in deze kruipbeweging. Stil en kruip en stil en kruip en... En zo herhaalde de cyclus zich meerdere keren, tot het fout ging, 5 meter voor het gevleugelde paard. Zijn oren spitste zich en zij keek ook op, een lichtflits, een zacht gezoem, altans volr goedhorende, en het paard stoof weg, spreidde zijn vleugels en verdween in de inktzwarte hemel. Ze keek er even naar, maar begon toen te grommen. Wie durfde haar prooi zo weg te jagen?! Ze sprong recht en wandelde rustig verder, maar vanbinnen was ze razend. Ze duwde wat struikgewas weg en ontdekte iets, nee iemand, dat ligde op een rots. Een nieuwkomer, dacht ze en wist ze meteen. Haar woede-aanval moest maar wachten, eerst even kijken wat deze jongeman hier deed. Ze sloeg haar kap naar achter en sloeg haar haar uit de mantel waarna haar rode ogen hem eens goed bekeken. Hij was rond de 20, zijzelf leek op een 18-jarige. Ze stapte wat dichter, het struikgewas uit en zei; "Wat doe jij hier?" Ze toverde een onwetend gezicht tevoorschijn en bleef staan, met haar witte haar, blanke huid en rode ogen werd ze vaak gezien als albino, de perfecte dekmantel.