Een enorme rivier stroomde traag voor zijn voeten, haast alsof de rivier al zijn kracht had verspreidt over de gehele oppervlakte om de grond langzaam te doen lijden. Deze rivier leek zo geduldig over te komen in vergelijking met een andere rivier die hij net nog gepasseerd had, eentje die een snelle stroming had en voorwerpen zoals takken snel liet breken en liever direct het leven eruit wilde krijgen. Een ongeduldige, hebzuchtige wijze. Zelfs de rivierwezens vochten daar heftig voor hun leven, terwijl hij hiervoor genoeg visachtige de tijd zag nemen om het lekker rustig aan te doen en dachten hun bestemming heelhuids te bereiken wat ook zou gebeuren. De bofkonten. De andere wezens konden hun nieuwsgierigheid niet achterwege laten of waren niet wijs en zwommen recht hun dood in waar ze snel zouden sterven met talloze onwetende soortgenoten. Akis boog door zijn knieën en raakte met zijn vingertoppen het water aan. Ondanks de trage stroming ontstond er een kleine streep achter zijn vingers. Het water voelde voor de rest vrij frisjes aan, misschien te frisjes voor een Fanterriaanse zomer. Akis trok zijn hand terug en voelde enkele druppels van zijn vingertoppen afglijden. Het kon aan de strenge winter liggen, maar dat zou toch na een bepaald punt in het voorjaar toch geen effect meer moeten hebben? Nu was er namelijk een hittegolf voorbij en kwam er vast en zeker nog een andere aan. Het bleef dus vreemd, maar hij schonk er verder geen aandacht aan, het was namelijk niet zo dat hij elk detail vreemd ging vinden. Alles was natuurlijk te verklaren,maar om zijn tijd eraan te besteden was een beetje suf. Dat liet hem trouwens aan de Aarde denken waar hij met ene Cynthia, Gray en Yuki had vastgezeten, totdat het hun was gelukt terug te keren om elkaar nooit meer te zien. Dat gold vooral voor die Cynthia. Ze was een vreselijk bijdehand meisje geweest die telkens haar wil boven die van hem wilde leggen. Zijn afschuw voor haar bereikte een toppunt, maar werd ietsjes minder toen ze eindelijk uitgepraat was en ze zong voor die groep mensen. Toen had hij een soort pauze genomen, of eigenlijk 'informatie verzameld'. Dat tweede had hij degelijk gedaan, maar voor hem had het toch een andere bedoeling aangenomen, en het zou hem niets verbazen als het zo ook voor Cynthia was geweest met haar gezang en het bespelen van een nummer. Maar in hun 'heftige discussie' was hij nogal afgedwaald, dat kwam zeker door de haat, en waren zijn redeneringen wat afgezwakt, waardoor deze Cynthia haar kans kon grijpen, maar het niet deed. Dat punt liet hem er vooral aan denken. Akis snoof en plofte neer op zijn rug in het gras dat langs de rivier groeide.
Het was vermoeiend om anderen te haten, omdat ze je gedachte maar niet wilden ontsnappen hoe erg je ook je best deed. Het aanraken van een rivier had hem weer meegesleurd naar deze Cynthia, wat kon hij nog meer dan verwachten? Vol frustraties sloeg hij zijn vuist naast hem neer en plette zo enkele grassprietjes. Hij moest gewoon even afreageren. Het had meerdere malen gewerkt en ook deze keer werkte hij naar behoren, en kon hij weer in alle kalmte richting de lucht kijken waar net een pegasus in langs vloog. Het viel hem nu pas op dat hij ineens meer mannelijke dan vrouwelijke pegasussen rond zag vliegen. Het was namelijk altijd geweest dat er veel meer vrouwtjes van waren. En wacht eens even, had hij dat niet al bij andere wezens gezien? Akis kneep zijn ogen tot spleetjes. Hij moest wel iets hebben gemist in zijn verblijf op Aarde. Hij wist zeker dat hij maar een paar dagen van Fanterria weg was geweest, dus moest er in die dagen wel iets zijn gebeurd. Iets groots, gezien het diverse wezens had veranderd. Wacht eens...Akis kwam met zijn bovenlijf overeind en keek verbaasd strak naar voren, waarna deze tot een nors gezicht veranderde. Groots, alle wezens, geslachten .... Jellal! Die hufter van een heks die nog erger werd gehaat dan elke Hunter en bovendien al meerdere malen voor chaos had gezorgd. Dit moest zijn werk weer zijn geweest. Nee hea, nu haatte hij weer een persoon. Het ging lekker zo, maar deze haat werd gedeeld door genoeg anderen. Jellal had alle macht met zijn sterke magie, maar kon deze in zijn ogen voor een beter doel kunnen gebruiken: zichzelf onoverwinnelijk maken en iedereen uitroeien. En dat deed die gladjanus geeneens. Wat bezielde die magïer, toch? Het vreemde was ook dat hij een tijd geleden nog Pelangi had geholpen en dat was een goede daad geweest. Maar bijna niemand wist er natuurlijk van,dus was zijn 'slechte' reputatie ongeschonden. Akis ademde diep in en uit, voordat hij weer naar de brede rivier had gekeken. Dat waren de wezens die in dat water zwommen ook zeker aangetast? Maar goed, zou hij iets met deze haat jegens Jellal wat doen, of niet? Het irriteerde hem mateloos dat Jellal alleen dit soort zinloze actie's uithaalde in plaats van de genadeklap uit te delen. Wacht, was dat ook niet met de rivieren zo? Akis wist het. Dit was dus de strategie van Jellal: langzaam lijden. Dit gebeuren leek geeneens zo erg, maar waarschijnlijk wilde hij chaos creëren in Fanterria, zodat de wezens elkaar zouden uitmoorden en hij nog weinig hoefde uit te richten. Maar zou hij zelf als Hunter wel iets op willen uitbrengen? Wezens die elkaar uitmoorden klonk prima, mensen die gedood werden ook. Eigenlijk was dat niet eens zo erg, toch? Wacht, er was een mens waarvan hij hoopte dat deze niets overkwam. Zijn enige vriend op Fanterria. Pelangi. Hij wilde haar absoluut niet zien lijden. Als Jellal maar een haar op haar regenboog gekleurde haar krenkte ..... De keuze was snel gemaakt en ook eens gemakkelijk waar hij de gevolgen van zou dragen en waarschijnlijk zelfs een andere reputatie van zou krijgen. Hij ging de strijd met Jellal aan en zou hem ervan weerhouden weer Fanterria te vervormen met zijn spreuken. Misschien zelfs door het leven van de magiër te beëindigen. Voor Pelangi had hij simpelweg teveel over en niets zou hem ervan te weerhouden haar te beschermen. Akis kwam traag overeind, wetend dat hij nu direct op zoek moest gaan naar Jellal. Het was de druppel geweest die de emmer liet overlopen.