Sean
Het werd niets. De ruzie van de voorgaande dag had werkelijk waar naar niets geleidt. Zijn ouders waren dag en nacht opgebleven en Sean had ze met voorwerpen horen smijten in de diepte van de nacht. Ook verlieten ze meerdere malen hun hutje en kwamen dan grinnikend terug. Roc wist wat ze deden wanneer ze het hutje verlieten, maar Sean had zeker een idee wat ze zo ongeveer deden, sabotage in het bos. Sean was dan ook van nature vrij slim en was getraind om de kleinste tekenen op te vangen. Verder was de nacht rumoerig geweest en kon Sean maar geen slaap vatten. Telkens zag hij weer de confrontatie van eerder die dag weer voorbij flitsen. Ook dezelfde verwarde emoties keerden terug en ook de beschamende bij de dochter van de Explorer’s familie die doorweekt arriveerde en tegen het einde hem ineens recht had aangekeken. Die blik in haar ogen was onbeschrijfbaar geweest. Maar uiteindelijk startte het opnieuw, totdat hij voor de zonsopgang in slaap was gevallen.
Het was al bijna middag toen Sean ontwaakte, zijn ogen opendeed en het besef kreeg dat hij in slaap wist te komen. Het eerste wat hij zag was vreemd genoeg zijn vader die op een steen zat, ook wel een ‘stoel’ genoemd door zijn ouders, en met terneergeslagen ogen naar de grond keek. Slaap dronken haalde Sean de deken van zich af. Wat was er met zijn vader aan de hand? En wacht… ‘Waar is moeder?’ vroeg Sean die elke ochtend ruw werd gewekt door zijn moeder, en nu dat ineens niet had gedaan.
Zijn vader reageerde pas enkele tellen later met een hoopvolle blik, alsof hij nu pas erachter kwam dat hij een zoon had. Hij negeerde echter zijn vraag volkomen en begon over totaal iets anders: ‘Kom eens, Sean,’
Sean twijfelde even of hij naar zijn vader zou toegaan, wegens zijn verdachte hoopvolle blik in zijn ogen. Het bleef zijn vader en hij liep naar zijn vader toe die hem door wees naar een ‘stoel’ die tegenover hem zat. Sean nam plaats en keek zijn vader zwijgend aan.
‘Beste Sean, je wilt natuurlijk weten waar de commotie gisteren op sloeg, niet waar? We hebben je namelijk nog niet alles voorgekauwd over onze ‘relatie’ met deze familie van Explorers,’ Sean knikte. ’Het is niet enkel een zaak tussen Hunters en Explorers, maar er speelt nog een zaak; onze geschiedenis. Ik kende namelijk de man en de vrouw al van eerdere ervaringen en deze waren zeker niet optimaal. De haat tussen mij en hen werd groter en ook jouw moeder begon ze af te schuwen. Maar goed,’ Zijn vader keek Sean recht aan met ditmaal een speelse glimlach op zijn gezicht.
‘Nu zal het komen’ dacht Sean verloren.
‘Dit bos is maar een klein deel van het probleem. Het is ons idee eerst de familie uit te roeien, voordat we verdere acties nemen tegenover de andere Carers en Explorers. Elk van ons zal dus op een gegeven moment het leven beëindigen van een Explorer en zeker een familielid van de Explorer familie. Ook jij, Sean,’ Sean was niet verrast door de uitleg en de taak die zijn vader aan hem oplegde. Hij had het al moeten zien aankomen. Het was een deel van zijn levenswijze. Alsnog was het besef dat hij geen wezen, maar een mens moest vermoorden wel heel intens. Hij moest het leven moeten afnemen van zijn eigen soort, zonder dat de ander hem als persoon iets had aangedaan. Het was een uitgelopen familieruzie, maar waarschijnlijk waren ze niet de enige. Er moesten zat Hunters zijn die zulke relaties met andere groepen deelden. Het was haast normaal geworden, zulke ruzies, om via geweld op te lossen. Uiteindelijk was het vrij normaal om het op zulke wijzen het op te lossen, de Explorers waren duidelijk niet via woorden om te zijlen en ook niet via sabotage, hun leven afnemen werd de enige optie. Sean was echter vrij ver afgedwaald, en schrok even toen zijn vader vervolgde met zijn verhaal. ‘ Ik zal je dus de komende dagen onder mijn hoede nemen en je het vak van het Hunter zijn leren. Alles wat we hiervoor hadden gedaan mag je nu geheel vergeten. Nu zijn de tijden anders en kan er elk moment een oorlog uitbreken. Je moet sluw zijn en op elke situatie voorbereidt zijn, wil je deze tijd overleven. Ik wil namelijk met de hele familie door deze tijd heen weten te komen,’ Inmiddels was zijn vaders grimas verdwenen en stond er een ernstige blik in zijn ogen. Hij was bloedserieus en leek deze na te drukken door de handen van Sean vast te grijpen.
Sean voelde de stevige druk van zijn vaders greep en besloot toe te geven en zijn vader recht aan te kijken die op een antwoord leek te wachten. Sean wist zelfs niet zeker hoe zijn vader zou reageren indien hij het niet accepteerde. Toch? Sean wist namelijk na al die tijd nog niet wat zijn vader toe in staat was, qua lichamelijk en geestelijk gebied. Maar goed, zoals altijd stemde Sean in met een knik. Zijn vader reageerde echter niet op de knik en bleef hem met dezelfde gezichtsuitdrukking aanstaren alsof Sean geen reactie had gegeven. ‘Ja, vader. Ik doe mijn best!’ riep Sean luid en toen pas verslapte de sterke greep van zijn vader. Zijn handen trok hij echter niet helemaal terug.
‘Sean, ik ben zo gelukkig dat je zo hebt gereageerd,’ zei zijn vader zachtjes met zijn blik afgewend. Pas na dat gezegd te hebben liet hij Sean’s pols los en liep hij naar zijn deel van het hutje en plofte neer op zijn bed. ‘Je moeder is aan het jagen in de buurt van de heuvels,’ Zijn vader had zich al met zijn rug richting Sean gedraaid en ging languit liggen.
De jongen zweeg en liep zwijgend het hutje uit, hij had even frisse lucht en denk tijd nodig. Eenmaal buiten ademde hij de lucht in, niet wetend hoe ver hij buiten zijn huis was gekomen. Het boeide hem niet. Hij was totaal verward, maar ook vrij helder geworden. Hij snapte alles wat zijn vader tegen hem had gezegd en de reden erachter, maar om een nieuwe tijd in te gaan en zelfs later het leven van een mens moeten te beëindigen was gewoon zo niet reëel voor hem. Het zou zeker ooit gebeuren, maar vanaf vandaag? Sean plofte neer op het gras en keek zwijgend richting de silhouet van het bos dat verderop er vredig bij stond. Spoedig sneed hij daar de keel van iemand door. Sean slikte. Dat was nu nog toekomst, maar hoe snel zou het de werkelijkheid zijn?
Sean haalde zijn vingers door zijn haar. Wat moest hij u met de officiële verklaring van hun nieuwe leven? Hij kon het simpelweg accepteren, maar dat lukte hem niet. Er veranderde teveel en te weinig. De dingen in zijn omgeving waren hetzelfde, maar de betekenissen van al die spullen waren anders. Zijn hutje was geen thuis meer maar een schuilplaats of zelfs onveilig, zijn vader was geen vrolijke vader meer, maar een diep gezonken gestreste vader, zijn moeder deed meer moeite voor de jacht en hij werd in de ruzie geworpen tussen twee families. Hij kon het onmogelijk ontlopen en als hij dat al deed, dan zou zijn vader gebroken worden. Het gesprek van eerder galmde door zijn achterhoofd, waarna hij in elkaar trok. ‘Nee, nee!’ Zijn vader had zich zo zwak gedragen op dat ene moment, hij wilde zijn zoon niet verliezen.
Pas na enkele tellen had hij zich hersteld en besloot naar een dichtbij zijnde rivier te gaan. Daar kon hij echt tot rust komen. Dit werd hem namelijk teveel.
Echt teveel.
Minuten later zat hij aan de oever van de rivier met zijn voeten dobberend in het koude water. Het gesprek bleef maar in zijn achterhoofd galmen, maar nu reageerde hij er niet meer op. Alles was eenmaal veranderd en hij moest zichzelf aanpassen aan de situatie, ondanks dat hij het absoluut niet plezierig vond. Hij sloeg zijn armen om zijn benen heen en trok snel zijn voeten terug uit het koude water. Stilletjes staarde hij naar het water die kleine golven maakte.
Plotseling vulde de lucht met meerdere mensenstemmen. Sean kon deze niet direct plaatsen, maar toen drie gedaante verschenen bij de rivier wist hij direct deze stemmen te plaatsen, in ieder geval de twee van hen. Het was de familie Explorers! Wat deden ze hier? Was dit niet het gebied van hun familie? Sean twijfelde geen moment en maakte zich uit de voeten. In het dichtbegroeide riet verstopte hij zich. De familie zei meerdere dingen, maar meer kon hij niet horen. Hij moest dit nieuws echt melden aan zijn ouders! Echter, waren ze verderop en als hij nu vertrok, zag de familie hem. Ook in de bosjes zitten mocht eigenlijk niet meer, zijn vader had hem dat een tijdje terug geleerd en dat gold dus niet meer door hun laatste gesprek. Sean beet kort op zijn onderlip. Hij wist al wat er gedaan moest worden, maar was er niet verheugd op. Sean kwam vanuit de rieten tevoorschijn en zwaaide dreigend met een vrij lange dolk- geen zwaard- die hij altijd bij zich droeg en op zijn 9
de verjaardag had gekregen. Toen hij snel de familie goed bekeek zag hij ook hun dochter erbij staan. Dat bracht hem tot de herinnering van laatst, maar het hield hem niet in om zijn dolk richting de familie te richten.
‘Ik verzoek u dit gebied met directe ingang te verlaten!’ waarschuwde Sean hen met de nadruk om ook echt te vertrekken.
Keira
Zuchtend stond Keira op uit haar bed. Ze had 's nachts nog een aantal uren nagedacht over wat er de vorige dag was gebeurd. Dat hele gesprek – of nee, een discussie was een betere benaming – had niets geholpen. Het had de hele situatie misschien zelfs erger gemaakt. Het zwartharige meisje wist dat zij niet de enige was geweest die maar kort had geslapen. Haar ouders bleven ook nog een tijd op en leken te hebben besproken. Niet dat ze vond dat dat hele gedoe het bespreken waard was. Ze snapte niet waarom zo'n gesprek met de Hunters überhaupt nodig was geweest. Want werkelijk... Konden ze niet gewoon ieder een eigen terrein geven? Of duidelijke afspraken maken voor de jacht? Wat was dáár nu zo moeilijk aan? Veel, blijkbaar. Er moest meer achter zitten, dat was duidelijk. Zelfs Hunters waren niet zo harteloos tegenover hun soortgenoten... Tenminste, dat hoopte Keira. Die hoop vervloog toen ze besefte dat Hunters letterlijk elk wezen konden doden zonder enig medelijden. Als ze van plan waren dat ook met mensen te doen, waren zij en haar ouders in levensgevaar. En dat allemaal om een stukje grond en een familieruzie die al járen oud was. Ze merkte dat haar ouders wakker begonnen te worden en wachtte af. Waarschijnlijk zou er nu weer een heel gesprek tussen ons drieën komen. Ze had gelijk. Haar vader zat neer op een stoel en gebaarde Keira hetzelfde te doen. Ook haar moeder zat in stilte op een stoel. Nu kwam het...
'Keira, na dat gesprek van gisteren, vermoeden jouw moeder en ik dat het nog best gevaarlijk kan worden hier in de buurt. En niet alleen omdat de Hunters ons terrein in willen nemen...' begon haar vader. Keira slikte. Ze besefte ineens hoe erg die familieruzie uit de hand was gelopen.
'Jouw moeder en ik kennen die twee Hunters al een tijdje, en... Laten we zeggen dat we het niet bepaald goed met elkaar kunnen vinden. Dat is nooit gebeurd, en dat zal ook nooit gebeuren.' Dat verklaarde niet erg veel, maar Keira wist dat dit niet het juiste moment was om hier vragen over te stellen. Dit was niet de reden geweest waarom haar vader met haar wilde spreken. Hij zuchtte diep en keek haar recht aan.
'We vermoeden dat ze vanaf nu tot alles in staat kunnen zijn om ons hier weg te krijgen. Je moet voorzichtig zijn, nog voorzichtiger dan normaal,' zei hij. Keira knikte. Ze begreep dat de situatie sinds de vorige dat werkelijk ernst was geworden. Ondertussen zat haar moeder nog steeds in stilte te luisteren, zoals gewoonlijk. Ze sprak niet veel, en het leek erop dat ze het nu volledig met Keira's vader eens was.
'Gisteren is mij trouwens iets opgevallen, en volgens mij heb jij het ook gezien, nietwaar?' zei haar vader. Even keek haar moeder wat verbaasd naar hem, maar hij knikte naar zijn vrouw. Waarschijnlijk had hij geen zin om al te veel een vader te zijn die alleen maar dingen roept als “kijk uit voor dit en dat” en “pas op voor dingen die er zus of zo uitzien”. Het was inderdaad een sprong naar een net wat ander onderwerp die met de vorige dag te maken had, want Keira wist waar haar vader over sprak.
'De jongen,' zei ze. Haar vader knikte, waarna Keira verder sprak. 'Het leek meer alsof hij een acteur was dan een echte Hunter. En hij leek niet bepaald in zijn rol te passen. Ik geloof niet dat hij van nature slecht--' 'Niemand is van nature slecht,' onderbrak haar vader haar. 'Het heeft puur met hun omgeving en opvoeding te maken. Want echt...' vervolgde hij, 'geloof jij dat die twee Hunters zachtaardige, lieve ouders zijn die alles over hebben voor hun zoon?' Keira schudde haar hoofd. Dit keer deed haar moeder ook haar mond open.
'Ze proberen een Hunter van hem te maken, dat heb ik kunnen opmaken uit hoe hij naar ons keek, gisteren. Het zag eruit alsof hij alleen maar iets herhaalde wat hij had geleerd. Als hij het had gemeend had hij toch wel anders gekeken. Bovendien hebben wij hém geen kwaad gedaan, dus een directe reden om ons te haten heeft hij niet,' zei ze. Weer knikte Keira. Ze wist wat haar ouders haar probeerden te vertellen; die jongen kon nog eens hun redding zijn. En ze verlangden van haar om ervoor te zorgen dat de jongen hun kant zou kiezen. Ze schrok van het idee dat zij iemand zou moeten manipuleren, maar die schrik trok weg toen ze zich realiseerde dat ze zichzelf en haar familie zou kunnen redden, alleen maar door “vrienden” te worden met die jongen. Ze zuchtte haast onhoorbaar. Zelfs met die reden voelde ze zich nog slecht bij het idee min of meer tegen iemand te moeten liegen. Ze had tijd nodig om hierover na te denken, en meestal hielp het voor haar om in zulke situaties een korte wandeling te maken. Dat ging ze nu ook doen. Ze stond op en keek haar ouders aan. 'Ik heb even wat frisse lucht nodig. Ik zal nadenken over wat jullie hebben gezegd,' zei ze, waarna ze naar de deur liep.
Peinzend liep ze door het bos. Ze had er niet bepaald zin in om vrienden te worden met die Hunterjongen. Of tenminste, ze wilde er niet toe gedwongen worden. Op zich wilde ze wel proberen vrienden te worden met hem, maar niet alleen omdat haar ouders dat wilden. Eigenlijk leek hij haar zelfs wel aardig... Snel schudde ze haar hoofd om die gedachte van zich af te zetten. Hij was een Hunter, sinds wanneer waren die aardig? En bovendien, wie zei dat de Hunters niet hetzelfde van plan waren? Even stond ze stil en haalde ze diep adem. Dat waren geen zorgen voor nu. Ze zou wel zien wat ze zou doen als ze de jongen weer tegen zou komen. Voorlopig was ze neutraal. Ja, dat was het juiste woord; neutraal. Ze liep weer verder, blij dat ze voorlopig haar gedachten op orde had kunnen zetten. Totdat er iets gebeurde waardoor haar gedachten weer net zo verwarrend waren als toen ze nog thuis was.
Voordat Keira ook maar iets kon vermoeden, schoot er een dolk op haar af. Net op tijd sprong ze opzij. Of tenminste, net op tijd zodat haar hoofd of bovenlichaam niet werd geraakt. In plaats daarvan maakte de dolk een diepe snee in haar dijbeen. Schreeuwend van de pijn zakte het zwartharige meisje ineen op de grond, terwijl ze haar handen tegen haar gewonde been aanhield. Meteen schoot het door haar hoofd; een val. Een val, gemaakt door de Hunters. Niet om op de wezens te jagen, maar op hun soortgenoten. Meer dan dat kon ze niet meer denken. Bloedend en schreeuwend lag ze op de grond. De pijn was zó intens dat ze zich niet realiseerde dat ze roofdieren of Hunters kon aantrekken met haar geschreeuw.
Nog wat rillend door de pijn lag ze op haar bed. Haar wond was ingesmeerd met een kruidenmengsel en er zat een dun laagje ijs over de wond heen om het bloeden te stelpen, waarna het weer was verbonden. Verward keek ze naar haar ouders, die aan de andere kant van de kamer druk in gesprek waren. Ze hoorde dingen als “zo kan het niet langer!” en “wraak”. Dat voorspelde niet veel goeds, dat wist ze. Nadat haar ouders eindelijk tot een conclusie waren gekomen, pakte haar moeder nog wat kruiden en ging weer naast Keira staan. 'Hier, dit zal de pijn stillen,' zei ze, terwijl ze de kruiden aan haar dochter gaf. 'Alles opeten.' Gehoorzaam at Keira de kruiden, en het duurde niet lang totdat ze zich weer veel beter voelde. Haar been tintelde, maar voor de rest voelde ze bijna geen pijn meer. Nu liep ook haar vader naar haar toe. Zijn gezicht stond ernstig. 'We hebben besloten eens een goed “gesprek” te houden met die Hunters. We gaan jou niet achterlaten hier, want wie weet wat voor plannen die barbaren nog hebben. Jij gaat met ons mee, en als die beesten van Hunters jou ook maar met een vinger aanraken, zal ik er persoonlijk voor zorgen dat ze hun vingers überhaupt nooit meer kunnen bewegen.' Keira schrok van de toon in haar vaders stem, die haast nog kouder was dan zijn magie. Hij haalde diep adem en wachtte een paar seconden. Toen hij haar weer aankeek, leek hij iets te zijn gekalmeerd. 'Denk je dat je het al aankan om mee te gaan?' vroeg hij. 'Ik denk het...' antwoordde Keira, waarna ze opstond. Even wankelde ze, maar al snel had ze haar evenwicht gevonden en kon ze ook weer lopen. Ze keek haar vader weer aan. 'Wanneer gaan we?' vroeg ze. Haar vader kreeg weer de koude blik in zijn ogen toen hij het verbonden been van zijn dochter weer zag. 'Nu.'
Met zijn drieën wandelden ze richting het terrein van de Hunters. Keira's ouders waren druk in gesprek, maar zijzelf volgde het niet helemaal. Ze was weer bezig haar gedachten op een rijtje te zetten. Waarom hadden de Hunters die val gezet? Het was niet voor de jacht, dat was duidelijk. Of tenminste, niet voor de jacht op wezens. Probeerden ze soms om... Keira slikte. Ze probeerden hen te doden. Dat was natuurlijk de reden dat haar vader meteen met ze af wilde rekenen; om zichzelf en zijn gezin te beschermen. Het idee dat ze mee moest vechten, of misschien zelfs iemand moest doden, beviel haar helemaal niet. Zij had immers niets met die familieruzie te maken. Ze was dan wel in die val gelopen, maar op dat moment waren er geen Hunters in de buurt. Het had net zo goed een val kunnen zijn die vooral voor één van haar ouders was bedoeld. Ze wist het niet.
‘Ik verzoek u dit gebied met directe ingang te verlaten!’ Keira schrok op uit haar gedachten, en ze zag de Hunterjongen met een lange dolk zwaaien, niet zo vreselijk ver van hen af. Ze keek naar haar vader, die zijn hoofd schudde. 'Is het dan eerlijk dat jullie wél op ons terrein komen?' Na dit gezegd te hebben keek hij naar zijn dochter. 'Hou jij hem even bezig? Ik geloof dat dit beter een... gesprek kan zijn tussen volwassenen.' Hij liet een groot zwaard van ijs verschijnen en gaf deze aan Keira. 'Voor het geval dat...' zei hij. Keira knikte en nam het zwaard aan. Terwijl haar ouders dieper het Hunterterrein ingingen, leunde ze op het zwaard en keek de jongen aan. 'Ik zou niets proberen als ik jou was. Ik hou er niet zo van om tegen een soortgenoot te moeten vechten,' zei ze, terwijl ze de blik van de jongen probeerde te vangen. 'Wegrennen om jouw ouders te waarschuwen zou ook niet goed aflopen...' Ze tikte even met het zwaard op de grond. 'Je wil immers niet weten wat mijn vader kan met ijs behalve zwaarden maken.' Ze wist dat ze hoogstwaarschijnlijk dreigend overkwam, maar gek genoeg wilde ze gewoon niet dat de jongen gewond raakte. Zelf snapte ze niet helemaal waar die logica vandaan kwam. Misschien omdat hij een leeftijdsgenoot was? Wie weet.
Sean
Hij kon het maar niet bevatten, terwijl de twee oudere Explorers hem passeerden. Sean klemde zijn kaken op elkaar. Vormde hij werkelijk waar geen dreiging voor de Explorers? Niet eens genoeg om tijd aan hem te besteden?! De jongen snoof en zag dat de dochter van hun er nog was, ditmaal bewapend met een ijszwaard waarop ze leunde en de dreigende woorden die haar mond verlieten. Het was duidelijk dat de Explorers de overhand hadden met hun benadering. Sean was namelijk lichamelijk redelijk sterk, maar hij kon met zekerheid zeggen dat hij de magïer niet tegen kon houden. Maar hij kon bovendien ook gewoon op zijn ouders rekenen: ze waren sterk. Maar goed, Sean had nu zijn eigen probleem met de dochter van het gezin. Het was duidelijk dat haar taak was om op hem te letten en hem buiten het schouwspel te houden. De jongen nam even diep adem en keek toen de ander recht aan.“Ik ga mijn tijd niet aan jou besteden!” snauwde hij, terwijl hij zijn dolk langzaam naar zich toe trok. De woorden hadden zijn mond al verlaten, voordat hij er zin in had. Hij was degelijk nog verward van de voorgaande gesprek met zijn vader, maar hij wilde er niet aan toegeven, zeker niet in deze situatie. Nu wilde hij het liefst zijn ouders beschermen, ondanks het feit dat ze sterk waren. Sean draaide zich om en rende richting het bos met zijn dolk stevig vast in zijn rechterhand.Zijn hart klopte stevig in zijn keel, terwijl hij de bomen passeerden. Toen pas besefte hij hoe stom zijn beslissing geweest was om direct naar zijn ouders te rennen. Hoewel de dochter van de andere familie niet direct net zo gevaarlijk leek als haar ouders, wilde hij niet nog een gevaar zijn ouders toesturen. Abrupt remde hij af met zijn rechtervoet om een scherpe bocht naar links te maken in de dichtbegroeide bos en richting een moeras te rennen. 'Wegrennen om jouw ouders te waarschuwen zou ook niet goed aflopen...' De zin galmde door zijn achterhoofd en hij voelde de angst zijn lichaam traag verlammen. Heftig schudde hij zijn hoofd. Was hij werkelijk waar bang voor de dreigement van een meisje? De jongen versnelde nog meer zijn pas toen zich de eerste tekenen van het moeras zich vormde. Hij was er!De jongen stopte en floot zo hard als hij kon. Het bleef echter een ogenblik stil, totdat zich een gedaante een weg baande tussen de hoge toppen van de bomen. Een luid gekrijs liet het wezen horen, voordat het zich op de grond waagde. Een glimlach sierde op Sean’s gezicht. “Hey, Zephir!” De feniks keek hem afwachtend aan met zijn gele ogen die lichtjes straalden. Deze vurige vogel was de oudste nakomeling van de feniks van zijn vader die inmiddels helaas al ‘gestorven en herboren’ was. De jongen wierp zich op de rug van de feniks waar altijd een zadel zat voor noodgevallen, zoals dit geval. Snel keek hij opzij, maar zag geen enkel teken meer van het meisje. Was het veilig dan of had ze zich bij haar ouders gevoegd? Maar voordat hij het wist vloog Zephir al tussen de dicht bij elkaar staande boomstammen richting zijn thuis.Binnen een paar minuten verscheen zijn thuis al: twee hutten met twee feniksen die het bewaakten. En de feniksen deden werkelijk waar hun werk, ze spuwden vuur tegen twee schimmen. Sean huiverde al toen hij de haarkleur van de twee opmerkte. De Explorers! Hij slikte luid, waarna zijn feniks erop reageerde met een grom. De feniks duldde geen zwakte. Ook nu niet. De jongen ademde diep in en uit en liet de vogel landen, pal voor de hutten.Pas bij de stroeve landing op de grond merkte hij zijn ouders op die in een hevige conflict met de Explorers waren. Het was niet nieuws, maar de blikken in hun ogen waren veranderd. Ze wilden elkaar dood hebben! Sean probeerde zijn weg te maken naar zijn ouders, maar de drie feniksen hielden hem op een veilige afstand. Hij wilde zijn ouders helpen, maar ditmaal leek het erop dat er niets van zou komen. Het was zelfs nog de vraag of hij degelijk opgemerkt was. Op zijn hoede keek hij tussen de vleugels van de feniksen door naar de Explorers. Datzelfde moment stopte een van hen zijn zin en wist het blik van Sean op te vangen, waarna zijn gezicht nors kwam te staan voor een korte tijd. Zo’n reactie had Sean kunnen verwachten, nadat hun dochter hem niet bezig had gehouden, maar toch reageerde Sean met een kille blik.De jongen sloeg zijn armen over elkaar en probeerde de woorden op te vangen van de twee partijen, maar het lukte hem niet om er iets van te kunnen horen. Het geluid van de knapperende vuur van de feniksen kwam er bovenuit. Wacht eens even, als hij nou .. ? Sean liet zich op zijn knieën vallen en kroop onder de poten van de feniksen door, zo stil als hij maar kon en wist net naast zijn vader op te duiken. Met een klein knikje liet Sean zien aan zijn vader dat hij er was, maar die was maar ook voor even.De woorden die zijn vaders mond verlieten op dat ene moment gaf hem kippenvel. “…. Dan gaan onze kinderen eraan!” Op dat moment werd Sean’s gezicht witjes en hij meende lichtjes in zijn hoofd te voelen, maar wist nog net recht te blijven staan met zijn mond half open. Toen pas keek zijn vader hem aan, niet verrast door zijn aanwezigheid, en zweeg. Het volgende moment trok zijn vader zijn lange, vertrouwde zwaard en had die voor zich gehouden.“Het is een gevecht tussen onze families,” zei zijn vader.Pap ….Keira
Een diepe zucht verliet Keira's mond toen ze de Hunterjongen zag wegrennen. Hij had dus haar waarschuwing genegeerd – een waarschuwing die ze meende. Haar vader was een machtige ijsmagiër, en als die jongen dacht dat hij het tegen hem kon opnemen, had hij het mis. Ze wilde de jongen wel tegenhouden, maar dat kon gewoonweg niet met haar gewonde been. En nu was hij onderweg naar zijn huis, waar hij waarschijnlijk Keira's ouders weer tegen het lijf zou lopen. Langzaam wandelde het zwartharige meisje in de richting waarvan ze vermoedde dat het huis van de Hunters was. Tenminste, het was de richting waar haar ouders heen waren gegaan. Door haar gewonde been kwam ze niet erg snel vooruit, en ze moest haar ijszwaard gebruiken als steun. Zo kon het nog wel even duren... Misschien zou de strijd zelfs al gestreden zijn als ze bij het huis zou aankomen! Ineens kreeg ze het gevoel dat ze bekeken werd. Ze keek opzij, en zag twee paar ogen schitteren in het struikgewas, en heel even zag ze de schittering van een goudblonde vacht. Ze grinnikte. 'Ik zie jullie wel hoor, Chaleb, Cayleb!' Twee grote wolven kwamen vanuit de struiken op haar afrennen. Ze dartelden om haar heen als puppy's en ze hapten speels naar haar zonder echt te bijten. Keira hurkte en krabbelde de wolven lachend achter hun oren. Even vergat ze al haar problemen, en zelfs de pijn in haar been leek even een stuk minder.
'Keira... wat is er met jouw been?' De vraag van één van de twee wolven liet ze meteen stoppen met stoeien. Allebei keken ze naar het been van het meisje, waar nog steeds het verband omheen zat. Misschien dat ze zich nu pas hadden beseft dat Keira naar verwondingen rook. De twee bijna identieke weerwolven keken elkaar even aan, waarna ze veranderden in hun menselijke vorm – maar dan met wolvenoren, –tanden, -klauwen en -staart. Eigenlijk was het niet hun menselijke vorm te noemen, want die hadden ze ook. Dit was eigenlijk hun tussenvorm. Waarom ze dan meer mens waren dan wolf? Omdat hun vader een mens was, en dit had invloed op deze tussenvorm. Zelf vond de tweeling het geen probleem. In deze vorm zagen ze eruit als mensen, maar hadden ze toch nog de extra scherpe zintuigen van een wolf. Toen ze eenmaal in deze tussenvorm waren veranderd, hurkten ook zij neer en keken naar Keira's been. Cayleb keek op naar haar gezicht. 'Wat is er gebeurd?' vroeg hij. Als een ander wezen dit had gevraagd aan haar, had ze waarschijnlijk een excuus verzonnen. Dat het een ongelukje was of zo. Maar ze kon niet tegen deze twee weerwolven liegen. Ze waren haar vrienden. Sterker nog, ze voelden soms zelfs aan als broers! 'Ik ben in een Hunterval getrapt,' besloot ze maar te zeggen. Nu ze het zo zei, klonk het nog vreemder dan het al was. En de weerwolven keken alsof zij het al net zo vreemd vonden. 'Jíj, in een Hunterval?!' Chaleb was de eerste van de twee die wat zei. 'Hoe is 't mogelijk?...' Keira keek hem aan. 'Het was geen val voor een gewoon wezen. Papa is ervan overtuigd dat de val uitsluitend voor mensen bedoeld was.' Stilte. Even werd er niets gezegd. Blijkbaar hadden Chaleb en Cayleb niet vermoed dat de Hunters inderdaad tot alles in staat waren.
Weer was het Chaleb die de stilte verbrak. 'Waarom ga je dan naar het huis van de Hunters?' Blijkbaar had Chaleb al door dat Keira in die richting wandelde. Het meisje zuchtte en keek beide jongens aan. Cayleb rolde met zijn ogen. 'Weer zo'n ruzie,' gromde hij. 'Houdt het dan nooit op?' Als bij afspraak stonden de weerwolven tegelijkertijd op en hielpen Keira om ook recht te staan. Cayleb leek weer wat te willen zeggen en opende zijn mond, maar Keira was hem voor. 'Ik móet er naartoe gaan! Ik kan mijn ouders toch niet in de steek laten?!' Caylebs mond viel weer dicht. Het zou het meisje niet veel hebben verbaasd als Cayleb net het tegenovergestelde wilde zeggen. Ze keek beide weerwolven weer aan. 'Of jullie het nu willen of niet, ik ga,' zei ze vastbesloten. Even keek de tweeling elkaar aan, waarna ze hun blik weer op Keira richtten. 'En wij gaan met je mee,' zeiden ze tegelijk. Het meisje haalde wat nonchalant haar schouders op. 'Als jullie dat echt willen.' Hoewel ze wel deed alsof het haar niet uitmaakte verscheen er een klein glimlachje op haar gezicht. Ze zou niet alleen naar daar hoeven te gaan.
Met zijn drieën liepen ze weer verder, maar al snel kreeg Keira weer last van haar been en het kostte haar duidelijk moeite om de weerwolven bij te houden. Chaleb zuchtte kort toen hij dit zag en draaide zich om naar het meisje. 'Chaleb? Wat is er?' vroeg ze alsof er niets aan de hand was. 'Vertel me nu niet dat je dit de hele tijd gaat volhouden,' zei hij, waarna hij een blik in de verte wierp. 'Zo gaat het wel erg lang duren voordat we er zijn.' Keira keek naar de grond. Het was waar, en ze had het zich ook al eerder gerealiseerd, maar ze had geen keus; ze moest haar ouders gaan helpen. Alleen leek het er inderdaad op dat ze veel te laat zou aankomen. Ze ontwaakte uit haar gedachten toen ze ineens van de grond werd getild en toen ze opkeek, keek ze recht in het gezicht van Chaleb. Hij had haar inderdaad opgepakt, en nu leunde haar schouders tegen zijn ene arm en haar benen hingen over de andere. De jongen gaf haar een knipoog. 'Zo geraken we er wel op tijd.' Eerst wilde Keira protesteren, maar ze besloot toch maar haar mond te houden. Op dit moment was gedragen worden inderdaad de snelste manier om bij haar ouders – en waarschijnlijk de Hunters – te raken. Ergens was haar trots wat gekrenkt, maar ze probeerde dit gevoel gewoon te negeren.
Na een tijdje zag ze het huis van de Hunters in de verte liggen. Ze kon verschillende figuren onderscheiden. Een aantal feniksen, en vier mensen... Schijnbaar had de Hunterjongen zijn huis nog niet bereikt. Vreemd. Hij was toch echt eerder vertrokken en was een stuk sneller dan Keira. “Zet me maar weer neer,” zei ze tegen Chaleb die gehoorzaamde en haar voorzichtig op de grond neerzette. “Vanaf hier lukt het wel, maken jullie je maar geen zorgen.” De woorden van het meisje leken de twee weerwolven niet bepaald gerust te stellen. Een diepe zucht verliet Keiras mond. “Hou dan maar de wacht ergens in de buurt. Als jullie me maar niet met die bezorgde gezichten blijven aankijken, zo ken ik jullie niet!” De jongens glimlachten zacht. “Tot uw orders,” zei Cayleb, waarna de twee jongens weer in wolven veranderden en het dichtstbijzijnde bos inrenden. Nu stond Keira er weer even alleen voor, maar dat kon ze wel aan. Bovendien had ze nog steeds dat ijszwaard van haar vader. Ze liep verder naar het slagveld, proberend eruit te zien alsof ze sterk was. Niet veel later stond ze achter haar ouders, en ze had de indruk dat haar vader haar aanwezigheid al had gevoeld. Ondanks dat leek hij te druk te zijn met de ruzie. Nee, het was geen gewone ruzie... de spanningen die Keira voelde waren veel groter dan normaal. Het was een overvolle rivier, die kon overstromen als er maar één waterdruppel in zou vallen. Ze hoorde nog wat haar vader zei tegen de Hunters, hoewel ze eerst niet goed wist waar ze het over hadden.
“Praat nu niet alsof jij iets geeft om 'onze' kinderen. Door jullie schuld was míjn kind bijna dood!”
Heeft hij het over die val? Keira realiseerde zich dat als ze inderdaad slechts een duimlengte verderop had gestaan die dag, het mes haar keel had kunnen doorsnijden... Ze huiverde en probeerde die gedachte uit haar hoofd te zetten. Toen ze in de richting van de Hunters keek, zag ze dat de jongen er toch nog bij was. En zijn vader had een zwaard in zijn handen. Dit kon niet goed zijn, dat kon gewoon niet! “Keira, achteruit. Het kan mij niet schelen wat ze zeggen, jij hoort niet in dit gevecht.” Voordat ze kon protesteren had Keiras vader zijn armen uitgestrekt en had hij een enorme ijsmuur laten verschijnen tussen het meisje en het slagveld. Even verward keek ze naar de muur. Waarom deed haar vader dit? Ze kon toch helpen?... Ze zuchtte. Nee, dat kon ze niet. Ze was gewond, en dit zou niet zomaar een gevecht worden. Hier zouden doden vallen. Er zou bloed gaan vloeien, van beide partijen... Ineens bang voor wat er zou kunnen gebeuren ging ze met haar rug tegen de ijsmuur aanzitten, met haar armen om haar knieën heen. “Mam... pap...” zei ze stil. Door de muur hoorde ze niets meer van wat er gebeurde achter haar. Ze hoorde dus ook niet wat haar vader nog zei tegen de Hunters. “Als jullie zo veel van jullie zoon houden, hou hem dan weg van dit gevecht. Ik wil geen bloed van kinderen zien vloeien hier...” sprak hij, waarna zijn beide handen blauwwit begonnen te gloeien en zo koud werden dat er dampwolkjes vanaf kwamen...